Uitgemaakt

Het is bijna zomervakantie en al lekker warm. De meeste kinderen van de zesde klas mogen nu zelf op de fiets naar het zwembad. Ze vragen of ik meega. Marit heeft natuurlijk ook weer gebeld om me mee te vragen, maar ik had al met school afgesproken, zei ik. Ze zei niets terug, maar ik hoorde haar snikken aan de andere kant van de lijn. Ik had eigenlijk direct moeten ophangen, maar ik wachtte tot ze iets zou zeggen, oké of zo. Dat gebeurde niet. Ik wachtte nog langer en zuchtte. Ze snikte weer. Het telefoongesprek duurde ruim tien minuten, die zwijgend, snikkend en zuchtend verliepen. Ik keek op de klok. Ik moest nog opschieten om de anderen niet mis te lopen.
‘Ik hang nu op hoor,’ zei ik uiteindelijk, maar wachtte toch nog even op een reactie. Die bestond uit weer een snik.
‘Nou aju hè,’ snauwde ik voor ik de hoorn neerlegde.
‘Wat was dat allemaal?’ vroeg mijn moeder.
‘Niks,’ zei ik. Marit moet nu eindelijk maar eens begrijpen dat ik heus niet verplicht ben om elke vrije middag met haar om te gaan. Terwijl ik mijn tas inpak zie ik haar voor me, op haar kamer, snuffend en snikkend. Ik schud het beeld van me af.

“Uitgemaakt” verder lezen

Lekker slapen

‘Hé Siri.’
‘Ja? Ik luister.’
‘Wat voor weer is het vandaag?’
‘De temperatuur in Rotterdam is momenteel 27 graden. Het is bewolkt. Houd rekening met een bui in de loop van de avond. Vannacht koelt het af tot 18 graden.’
Hedwig gooide de iPhone op haar bed, keek voor de zekerheid toch nog even naar buiten om het weer te checken en trok toen een jurk aan. Een zeegroene, eentje zonder mouwen. In de spiegel zag ze haar bleke gezicht en haar witte armen. Haar haar was vet en op haar kin begon zich een flinke pukkel te ontwikkelen; zo eentje die binnen 3 dagen zijn volle omvang zou hebben bereikt en na zijn spetterende hoogtepunt nog minimaal 3 weken te zien zou zijn. Ze zuchtte. Ze had geen zin om zich op te maken. Eigenlijk had ze al weken nergens meer zin in. Het had ook allemaal geen zin meer. Maar ze ging toch maar. Iedereen raadde het haar aan. Misschien lag het inderdaad wel aan haar, hoopte ze nog ergens tegen beter weten in.
In de woonkamer ging een alarmpje af. Het was kwart over negen en ze werd om 10 uur verwacht. Tijd om op te schieten nu.
‘Hé, Google, stop het alarm. Hé Google, start de koffiemachine,’ riep ze, terwijl ze in de badkamer haar haar borstelde en er een elastiekje omheen bond.
Snel scande ze aan de keukentafel bij een kop koffie haar Instagramaccount. Niets was het bekijken waard. Vrienden op festivals, schattige hondjes, een stomme gefilmde grap van iemand in China. Whoehaha. Had dan niemand het door? Of werd ze echt gek? Haar maag deed raar en de koffie smaakte naar slootwater; ze leek waarachtig wel een beetje zenuwachtig. Deze afspraak was ook helemaal niet haar idee geweest. Ze hadden het haar aangeraden; eerst haar ouders en haar zus Lydia. Toen haar vriend Thomas, maar ja, het was inmiddels uit. Hij trok het blijkbaar ook al niet meer met haar en backpackte nu met iemand anders door Cambodja. En tenslotte haar werkgever; een bedrijf in de verkoop van elektronica waar ze werkte als online marketingmedewerker. Het lukte haar al een hele poos niet meer om te doen of ze het leuk vond dat iedereen steeds maar nieuwe spulletjes bleef kopen. Ze werd er openlijk kwaad om en de laatste tijd zelfs vaak helemaal overstuur. Dus had haar baas haar naar huis gestuurd om een beetje bij te komen. Burn-out, had hij gezegd. En ook dat ze hulp moest zoeken. Dat dat verplicht was.

“Lekker slapen” verder lezen

Poppetjes tekenen

DE ZON KOMT hier ‘s morgens uit de zee omhoog. Gek gezicht is dat. In Hoek van Holland, waar we vaak samen heen tuften in mijn wagen, zakte ie er juist in weg. ‘s Middags stak ik ons portiekje op de vijfde dan over en klopte bij Sal aan. Kom op, effetjes een frisse gok halen. Laat die verf nou maar drogen, mooier wordt het écht niet. Dan deed ie net of ie geen tijd had, maar uiteindelijk veegde hij zijn verfhanden af en trok ie zijn stofjas uit en zijn schoenen aan. En daar gingen we dan, dat hondje bij hem op schoot. Godverdomme, wat kon die vlooienbaal meuren. Alsof ie van binnen al rot was voordat ie was overleden. ‘Heb jij d’r eentje gelaten?’ vroeg Sal steevast. En dan zaten we samen te lachen als een stelletje mokkels. Toen we jonger waren ploften we naast elkaar in het zand, een fles jenever en een zak pinda’s tussen ons in, en dan keken we naar de meiden die daar topless lagen te zonnen. Inspiratie opdoen, zei Sal. Ammehoela, zei ik dan. Later namen we klapstoeltjes mee. Je op je kont in het zand laten vallen, dat ging nog wel, maar overeind komen was een ander verhaal. Op het laatst, met die rolstoel, werd het moeilijker. Die kon ik nog net over het duinpad naar boven douwen, maar verder ging het niet door het mulle zand. “Poppetjes tekenen” verder lezen