Het is bijna zomervakantie en al lekker warm. De meeste kinderen van de zesde klas mogen nu zelf op de fiets naar het zwembad. Ze vragen of ik meega. Marit heeft natuurlijk ook weer gebeld om me mee te vragen, maar ik had al met school afgesproken, zei ik. Ze zei niets terug, maar ik hoorde haar snikken aan de andere kant van de lijn. Ik had eigenlijk direct moeten ophangen, maar ik wachtte tot ze iets zou zeggen, oké of zo. Dat gebeurde niet. Ik wachtte nog langer en zuchtte. Ze snikte weer. Het telefoongesprek duurde ruim tien minuten, die zwijgend, snikkend en zuchtend verliepen. Ik keek op de klok. Ik moest nog opschieten om de anderen niet mis te lopen.
‘Ik hang nu op hoor,’ zei ik uiteindelijk, maar wachtte toch nog even op een reactie. Die bestond uit weer een snik.
‘Nou aju hè,’ snauwde ik voor ik de hoorn neerlegde.
‘Wat was dat allemaal?’ vroeg mijn moeder.
‘Niks,’ zei ik. Marit moet nu eindelijk maar eens begrijpen dat ik heus niet verplicht ben om elke vrije middag met haar om te gaan. Terwijl ik mijn tas inpak zie ik haar voor me, op haar kamer, snuffend en snikkend. Ik schud het beeld van me af.
Sinds ik gymnasiumadvies heb, maar vooral sinds ik in de klas brutale opmerkingen durf te maken tegen meneer Fenstra hoor ik steeds meer bij het populairste groepje van mijn klas. “Het begint best saai te worden,” is mijn laatste wapenfeit in een verder doodstil klaslokaal, na een van zijn eindeloos herhaalde woordgrappen. We zijn met z’n tienen. Ik heb precies dezelfde bikini als die van Marion, wat op zich al een heel goed teken is, maar die van mij staat bovendien beter, want ik heb al een beetje borsten. Daar staat tegenover dat Marion al haar onder haar oksels heeft en bruiner is dan ik. We liggen op grote handdoeken in twee rijen van 5 op de zonneweide tussen groepjes andere badgasten, de hoofden bij elkaar. Jan, de populairste en grappigste jongen van de hele klas, is er ook bij en doet zelfs heel aardig tegen mij. Hij en ik liggen kop aan kop in het midden van het groepje. Zijn grapjes zijn echt leuk. Ik moet vaak lachen als hij André van Duin imiteert en ik maak hem ook aan het lachen, bijvoorbeeld als ik een kip nadoe of als ik vertel over onze buurman, die zulke grote voeten heeft dat hij zonder waterski’s kan waterskiën.
Twee van de meisjes gaan kunstjes doen op het veld. Karin kan heel goed de radslag en maakt zelfs een arabier en een flikflak. Ik kan dat allemaal niet, maar ik ben weer slimmer en tegenwoordig dus ook gevatter. Ik lig op mijn buik, gesteund op mijn ellebogen en geniet van de acrobatische toeren en van het gezelschap en probeer ook een beetje dialect te praten, net als de rest. Verderop liggen Lucie en wat andere, slomere meisjes uit de klas waar ik vroeger mee omging. Ik ben blij dat ik niet bij hen lig. Paul, die me in de eerste klas altijd kwam ophalen voor school, zit een eindje verderop te kaarten met zijn oudere broer en met die ordinaire jongen die is blijven zitten. Ik zie hem af en toe naar me kijken, maar kijk expres niet terug. De zon schijnt op mijn rug tot het brandt. Ik draai me om, om ook mijn buik te laten bruinen. Mijn haar raakt het haar van Jan.
‘Lekker hè,’ zegt hij.
Ik zucht tevreden en doe mijn ogen dicht. Als ik ze weer opendoe zie ik Marit op een paar meter van onze handdoeken naar me staan kijken. Zo te zien staat ze daar al een poos. Ik wil haar eigenlijk negeren, maar ze wenkt me.
‘Wat een raar meisje,’ zegt Jan. ‘Zijn jullie vriendinnen?’
‘Niet echt. Soort van,’ zeg ik.
‘Kom je bij mij liggen?’ vraagt ze als ik met mijn armen over elkaar en samengeperste lippen tegenover haar ben komen staan.
‘Nee,’ zeg ik hard. ‘Ik heb je toch gezegd dat ik al afgesproken had.’
‘Mag ik dan bij jullie komen liggen?’
‘Nee,’ zeg ik. ‘Niemand kent je. Trouwens, ik maak het uit.’ Mijn hart begint hard te kloppen.
‘Hoezo,’ brengt ze uit, ‘we hebben toch geen verkering of zo.’
‘Toch maak ik het uit,’ zeg ik, ‘ik wil geen vriendin meer met je zijn.’
‘Waarom dan niet?’ Ze kijkt me aan. Ik zie dat ze tranen in haar ogen heeft, maar dat kan me toevallig niets schelen.
‘Ik heb nu nieuwe vrienden en ik heb je trouwens nooit aardig gevonden. En je familie vind ik ook stom. Ik heb er genoeg van en ik wil nu eindelijk vrij zijn.’
‘Ik zeg het tegen mijn moeder,’ begint ze.
‘Je doet maar,’ zeg ik. De gedachte dat ik het tegen haar moeder zal moeten opnemen zet ik snel van me af.
‘Je houdt het toch nooit vol.’ Ze steekt haar kin in de lucht.
Ze zal nog raar opkijken deze keer. ‘Dat zul je wel zien dan,’ zeg ik bits. Ik kijk niet terug, maar tuur met vastgeklemde kaken langs haar heen richting het bad, waar een meisje aarzelend op het uiterste puntje van de hoge duikplank naar beneden staat te kijken. Mijn hart klopt zo hard dat je het bijna kan horen.
Een tijdlang staan we zwijgend tegenover elkaar. Allebei zuchten we van tijd tot tijd. Ze snikt zonder tranen, maar zegt niets. Eigenlijk zou ik haar graag hard willen slaan, maar het is net of er zware gewichten aan mijn armen en benen hangen. Ineens voel ik me heel moe.
‘Nou, aju dan maar,’ zeg ik uiteindelijk, maar ik blijf staan tot ze ook aju zegt.
‘Mijn moeder zal jouw moeder wel bellen,’ zegt ze.
‘Maakt mij niks uit,’ antwoord ik en ik wil me omdraaien, maar ze is me voor en loopt al weg. Ik ga terug naar ons groepje en plof neer op mijn handdoek.
‘Je bent helemaal bleek,’ zegt Jan.
‘Ik heb het uitgemaakt,’ zeg ik.
‘Was het aan dan?’ vraagt Jan. ‘Waarom was je eigenlijk vriendin met haar?’
‘We kennen elkaar al vanaf de kleuterschool.’
‘Dat is geen reden.’ Hij kijkt me aan en ik kijk terug. Hij heeft groene ogen. Ik voel zijn blik in mijn buik. Ineens besef ik dat ik een zee van tijd heb waarover ik helemaal zelf kan beschikken. Het voelt als een nieuw, leeg schoolschrift.
Karin, Marion en de andere meisjes komen terug naar ons groepje, klaar met hun gymnastiekkunstjes.
‘Waarom ben jij eigenlijk zo slecht in gym?’ vraagt Marion.
‘Ja, en waarom heb je eigenlijk zo’n stomme badhanddoek?’ voegt Karin eraan toe. Ze giechelen samen.
‘Gewoon,’ zeg ik. Op mijn handdoek staat heel groot “Nivea”. Ik heb er nooit over nagedacht of een badhanddoek stom kan zijn. Een wesp landt op mijn onderarm. Ik spring overeind, wapper wild met mijn armen en begin over het zwembadterrein te rennen. Hoe ik hem ook probeer weg te slaan, de wesp vliegt vastbesloten met me mee. Als ik bij het wc-gebouw vlakbij de uitgang kom, zie ik Marit door het metalen draaihek naar buiten lopen, haar rode, Schots geruite badtas aan het witte koord over haar schouder. Ik vlucht een wc-hokje in. De wesp is verdwenen. Kut + lul = neuken, staat er aan de binnenkant van de deur gekrast.
De rest van de middag gaan we niet meer zonnen, maar het water in. Het spelletje is om elkaar onverwacht onder water te duwen, maar ik raak in paniek als Marion me bij mijn schouders pakt en geef haar een elleboogstoot. Ze reageert direct met een harde schop in mijn buik. Ik sla dubbel en krijg een grote golf chloorwater naar binnen. Hoestend en boerend bereik ik het trapje en ga op de rand van het bad zitten, terwijl ik een dikke prop in mijn keel probeer weg te slikken. De anderen gaan door met hun spel. Jan duikt steeds onder water en trekt de meisjes aan hun enkels onderuit. Er wordt gegild en gelachen. Ik ga zometeen het water wel weer in. Anders staat het stom.
Maar opeens verschijnen er grote, donkere onweerswolken aan de lucht en begint het te waaien. Uit de luidsprekers galmt het: ‘Dames en heren, jongens en meisjes, we verzoeken iedereen het water zo snel mogelijk te verlaten. In verband met naderend onweer gaat het zwembad over vijf minuten sluiten.’ Het groepje komt naar de kant. Allemaal wippen ze behendig via de rand van het bad uit het water, waar het koud aanvoelt nu de zon weg is. Jan duikt nog een laatste keer achterover het bad in en trekt zich dan ook soepeltjes op de kant. De meisjes fluisteren iets tegen elkaar en kijken vervolgens mijn richting uit. Ik zou wel willen weten wat ze zeggen, maar durf het niet te vragen. Bij onze ligplek trek ik mijn jurk aan over mijn bikini, prop mijn badhanddoek in mijn plastic tas en loop naar de uitgang. Als ik naar het roestige sleuteltje van het ringslot van mijn oude zwarte fiets grabbel, vind ik alleen een gat waar het plastic is gescheurd. Verderop stappen Marion, Karin en de andere meisjes op hun glimmende Gazelles met versnelling en fietsen samen weg. Jan is ook al vertrokken. Er staan geen fietsen meer in de rekken, het zwembad is dicht en het begint steeds harder te waaien. Terwijl het onweer losbreekt probeer ik, het zadel optillend met mijn rechterhand en het stuur met de bungelende plastic tas eraan in mijn linker, zo snel mogelijk over de stoep naar huis te komen. Mijn rechterknie stoot steeds hard tegen de linkertrapper. Een paar keer wissel ik van kant, maar mijn linkerarm wordt veel eerder moe dan mijn rechter. Vlak langs me heen rijden auto’s met hun koplampen aan hard door de plassen. Mijn voeten soppen in mijn gympen en mijn zomerjurk plakt tegen mijn lijf als ik eindelijk het achterpad naar ons huis op strompel en druipend de keuken binnen kom.
‘Waar bleef je?’ vraagt mijn moeder, ‘ik was ongerust.’
‘Ik ben mijn fietssleutel kwijt,’ zeg ik.
‘Godverdomme,’ klinkt het vanachter de krant in de voorkamer.
‘Ga maar naar boven en doe gelijk je nachtpon aan. Wacht, trek die doorweekte troep hier eerst maar uit voordat je alles nat maakt.’
Ik gehoorzaam, stroop moeizaam de natte jurk over mijn hoofd en stap uit mijn bikinibroek. Mijn moeder helpt met het bovenstukje tot ik in mijn blootje op de deurmat sta. De plaats waar mijn bikini heeft gezeten steekt wit af tegen de rest van mijn lijf. Ik heb kippenvel.
‘Trouwens, de moeder van Marit heeft gebeld. Hebben jullie soms ruzie gehad? Ze zei dat Marit het allemaal niet zo meent en dat ze eigenlijk heel veel om je geeft. Ook zei ze dat Marit misschien wat onhandig, maar hondstrouw is en heel vrijgevig. Ze zou het hemd van haar gat nog weggeven. Dus je moet het haar maar vergeven, wat er ook is gebeurd. Ik heb afgesproken dat je zaterdag weer eens gezellig een nachtje bij haar komt logeren. Het is niet goed om boos te blijven. Zeker omdat we al zo lang bevriend zijn met haar ouders. En bovendien, papa en ik gaan zaterdagavond uit, dus dat is mooi geregeld.’
Mijn benen voelen loodzwaar aan als ik me klappertandend aan de trapleuning naar boven hijs en mijn slaapkamer binnenga. Op mijn kussen zit Pim. Ik pak hem op en neem hem in mijn armen. Samen kruipen we onder de dekens. Er steekt wat zaagsel uit de plek waar vroeger zijn oog zat. Ik begraaf mijn neus in zijn buik. Hij ruikt lekker, naar bed en naar stof. Ik besluit hem zaterdag mee te nemen.
Dit verhaal stond op de shortlist van augustus van https://verhaalvdmaand.blogspot.com/